16e Eeuw,  Nederland

Hoe de Opstand begon: De explosieve start van de Tachtigjarige Oorlog

Bloed, geloof en opstand – de lont werd in de jaren 1560 aangestoken en zou leiden tot tachtig jaar oorlog. Dit is het verhaal van hoe een religieuze en politieke crisis ontaardde in een revolutionair conflict.

In de zestiende eeuw maken de Nederlanden deel uit van een rijk dat zich uitstrekt van Peru tot Polen. Koning Filips II van Spanje is de heerser over dit rijk, maar zijn relatie met de Lage Landen is allesbehalve harmonieus. Filips is streng katholiek, centralistisch ingesteld en ziet de Nederlanden als een provincie die onderworpen moet worden aan zijn autoriteit.

Koning Filips II van Spanje

Voor jou, als inwoner van de Nederlanden in die tijd, voelt dat anders. Je bent gewend aan een zekere mate van zelfbestuur. Steden en gewesten hebben privileges en inspraak. En dan is er nog de religie: het calvinisme wint aan kracht, vooral in steden als Antwerpen, Gent en Haarlem. Maar Filips duldt geen ketterij. Wat hij wil, is uniformiteit – in geloof en bestuur.

De rol van Margaretha van Parma en Granvelle

Omdat Filips zelden zelf in de Nederlanden verblijft, stelt hij zijn halfzus Margaretha van Parma aan als landvoogdes. Zij moet het land namens hem besturen. Maar de werkelijke macht ligt bij haar adviseur: Antoine Perrenot de Granvelle, een kardinaal en vertrouweling van Filips.

Antoine Perrenot de Granvelle

Granvelle voert Filips’ beleid van centralisatie en geloofszuiverheid strikt uit. Hij jaagt de edelen in de Nederlanden tegen zich in het harnas. Mensen als Willem van Oranje, Lamoraal van Egmont en Filips van Horne, die gewend zijn aan invloed, zien hun macht afbrokkelen. En met de komst van de zogenaamde “Bloedplakkaten” – wetten die de doodstraf opleggen voor ketterij – groeit de woede onder brede lagen van de bevolking.

Onvrede wordt oppositie

Rond 1565 komt het verzet in een stroomversnelling. Een groep edelen, later bekend als de “Compromis van de Edelen”, stelt een smeekschrift op dat aan landvoogdes Margaretha van Parma wordt aangeboden. Ze vragen om opheffing van de inquisitie en versoepeling van de ketterwetten. Margaretha is geschrokken van het brede draagvlak onder de edelen. Ze schrijft Filips, die zich op dat moment in Spanje bevindt, dat de situatie ernstig is.

Compromis van de Edelen biedt Margaretha van Parma het Smeekschrift der Edelen aan.

Ondertussen maakt Willem van Oranje zich steeds minder geliefd aan het hof. Hij groeit uit tot een van de belangrijkste figuren van het verzet. In toespraken en brieven uit hij kritiek op het Spaanse bestuur, op de Bloedplakkaten en op de inperking van gewestelijke vrijheden. In een beroemde toespraak in de Raad van State uit 1565 stelt hij: “Ik kan en mag niet goedkeuren dat men de consciëntie der mensen wil regeren.”

De Beeldenstorm: religie als lont in het kruitvat

In de zomer van 1566 barst de bom. Terwijl Filips II geen knopen doorhakt over het smeekschrift, groeit de spanning. Calvinistische predikanten houden hagenpreken in de open lucht, vaak onder bescherming van gewapende groepen. De opkomst van deze bijeenkomsten laat zien hoe sterk de protestantse stromingen zijn geworden, ondanks het verbod.

Op 10 augustus 1566 vindt in Steenvoorde, in het huidige Frans-Vlaanderen, de eerste aanval plaats op een klooster. Wat begint als een spontane actie, groeit uit tot een golf van vernielingen. In de weken daarna trekken groepen beeldenstormers door de Nederlanden. Ze vernielen altaren, standbeelden, schilderijen – alles wat ze zien als afgoderij. Voor katholieken is het een ramp, voor calvinisten een daad van zuivering.

De Beeldenstorm is ongekend in zijn omvang en symboliek. Het is geen opstand tegen Filips II als persoon, maar het is wel een duidelijke uiting van woede tegen zijn beleid. De elite schrikt, want de sociale orde lijkt uiteen te vallen. Zelfs gematigde hervormingsgezinden keren zich tijdelijk af van de radicale protestanten.

Alva’s komst: repressie als antwoord

Filips II reageert niet met overleg, maar met geweld. In 1567 stuurt hij de hertog van Alva naar de Nederlanden. Alva arriveert met een leger van ongeveer 10.000 man. Zijn opdracht: orde op zaken stellen en de opstandige elementen onderdrukken. En hij doet dat met harde hand.

Fernando Álvarez de Toledo

Een van de eerste maatregelen is het instellen van de Raad van Beroerten – al snel de “Bloedraad” genoemd. Deze rechtbank veroordeelt duizenden mensen wegens betrokkenheid bij de Beeldenstorm of sympathie voor ketterse ideeën. Zelfs hoge edelen ontkomen niet: Egmont en Horne, tot dan toe loyale dienaren van de koning, worden gearresteerd en in 1568 onthoofd op de Grote Markt van Brussel.

Voor jou als burger is dit een duidelijk signaal: afwijkende meningen worden niet getolereerd. Vluchten is de enige optie voor velen. Duizenden hervormden zoeken hun toevlucht in Duitsland of Engeland.

Willem van Oranje slaat terug

Alva’s terreur leidt niet tot rust, maar tot verder verzet. Willem van Oranje, die naar Dillenburg is gevlucht, begint plannen te smeden voor gewapende actie. Hij wil de Nederlanden bevrijden van het Spaanse juk – niet alleen om religieuze vrijheid te garanderen, maar ook om de oude privileges van de gewesten te herstellen.

In 1568 begint hij zijn eerste militaire campagnes. Hij valt met een huurleger de Nederlanden binnen, maar deze eerste pogingen mislukken. Toch markeert het jaar 1568 het officiële begin van de Tachtigjarige Oorlog. De slag bij Heiligerlee, waar Oranje’s broer Lodewijk van Nassau de Spaanse troepen verslaat, is de eerste grote confrontatie.

De overwinning is symbolisch krachtig, maar het conflict zal nog tientallen jaren voortduren. Oranje weet dat militaire successen niet genoeg zijn: hij voert een propagandaoorlog, zoekt bondgenoten in het buitenland en probeert steun te krijgen van zowel protestanten als gematigde katholieken.

De Opstand krijgt structuur

In de jaren na 1572 krijgt de Opstand een vaste vorm. In dat jaar nemen de Watergeuzen, op 1 april, Den Briel in. Het lijkt een kleine gebeurtenis, maar het effect is enorm. De inname van Den Briel zorgt voor een kettingreactie van opstanden in Holland en Zeeland. Steeds meer steden kiezen de kant van de prins van Oranje.

Een parallel bestuur ontstaat. In plaats van de koning erkennen veel steden Willem van Oranje als stadhouder. Hij probeert eenheid te smeden tussen de protestantse en katholieke gewesten, met wisselend succes. De Pacificatie van Gent uit 1576 is een hoogtepunt: bijna alle gewesten beloven samen op te treden tegen de Spaanse overheersing, met respect voor elkaars religie.

De Pacificatie van Gent in 1576

Maar die eenheid is broos. Binnen enkele jaren valt het bondgenootschap uiteen. Radicale calvinisten krijgen in sommige steden de overhand, terwijl andere gewesten trouw blijven aan de koning. Filips II stuurt nieuwe generaals, zoals Alexander Farnese (de hertog van Parma), die met diplomatie en geweld gebieden terugwint voor Spanje.

De Republiek ontstaat

Toch houdt het verzet in het noorden stand. In 1579 sluiten de noordelijke gewesten de Unie van Utrecht: een verbond dat militaire en politieke samenwerking moet garanderen. Dit wordt gezien als de kiem van de latere Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In 1581 volgt de Acte van Verlatinghe: een formele afzwering van Filips II als koning. Voor het eerst in de geschiedenis verklaart een volk dat het zijn vorst niet langer erkent.

Willem van Oranje is de centrale figuur in dit proces. Hij wordt in 1584 vermoord door een katholieke fanatiekeling, maar zijn ideeën leven voort. De Republiek die uit de opstand ontstaat, zal uitgroeien tot een van de machtigste en rijkste staten van de 17e eeuw.

De start van de Opstand – van het smeekschrift tot de Beeldenstorm, van Alva’s terreur tot de eerste veldslagen – is geen simpel verhaal. Het is een complex samenspel van religieuze overtuiging, politieke macht, sociale onrust en persoonlijke moed. Maar het is precies dit explosieve begin dat de toon zet voor de volgende tachtig jaar.