
De vergeten slavernij op IJsland: toen piraten uit Afrika Vikingen tot slaaf maakten
In 1627 landden Noord-Afrikaanse piraten op de kusten van IJsland. Ze plunderden dorpen, staken kerken in brand en namen honderden mensen gevangen. De Vikingen van het hoge noorden werden tot slaven gemaakt en verkocht op markten in Algiers. Een omgekeerd slavernijverhaal dat bijna niemand kent.
IJsland was begin 17e eeuw een afgelegen, protestants eiland onder Deense kroon. Het leven was hard: vulkanische uitbarstingen, ruwe winters en armoede bepaalden het ritme. De kustdorpen leefden van visserij, schapenteelt en een beetje handel. Militair stelde IJsland weinig voor. Er waren geen forten of garnizoenen – alleen boerderijen, kerken en vissersdorpen.
De mensen voelden zich veilig vanwege hun geografische ligging. Wie zou hen ooit lastigvallen op zo’n afgelegen plek?
Die geruststelling bleek ongegrond.
Barbarijse zeerovers: meesters van de Middellandse Zee
In dezelfde periode opereerden de Barbarijse zeerovers vanaf de Noord-Afrikaanse kust, vooral vanuit Algiers, Tunis en Tripoli. Deze piraten waren moslims en vaak in dienst van de Ottomaanse regenten. Ze vielen christelijke schepen aan, kaapten handel, en namen gevangenen om als slaaf te verkopen – of losgeld te eisen.

Barbarijse piraat
De slavenmarkten in Algiers floreerden. Christelijke gevangenen uit Italië, Spanje, Frankrijk en zelfs Engeland eindigden als roeiers op galeien of huishoudslaven in paleizen. Sommige Europese staten betaalden jaarlijkse tributen om hun schepen te beschermen.
Maar in 1627 richtten de Barbarijse zeerovers hun blik op het hoge noorden – met IJsland als doelwit.
De Turkse overval
In juni 1627 verschenen twee vreemde schepen voor de zuidkust van IJsland. Aan boord bevond zich een gemengde bemanning van moslims, Moren, en bekeerde Europeanen. Ze stonden onder leiding van Murat Reis, een Nederlandse renegaat die zich had bekeerd tot de islam en in dienst stond van de Algerijnse vloot.
Ze vielen eerst aan bij de Westmaneilanden (Vestmannaeyjar), waar ze kerken in brand staken, mensen afslachtten en tientallen eilanders gevangen namen. Daarna trokken ze verder naar het vasteland. Dorpen als Grindavík en Berufjörður werden overrompeld. In totaal werden rond de 400 IJslanders meegenomen. Velen van hen zouden nooit meer terugkeren.
De aanvallers werden in IJsland “Turken” genoemd – een verzamelnaam voor moslims. De gebeurtenis staat in de IJslandse geschiedenis bekend als de Tyrkjaránið: de “Turkse overval”.
Slavernij in Algiers
De gevangengenomen IJslanders werden naar Algiers gebracht, een reis van duizenden kilometers. Daar wachtte hen de slavenmarkt. Vrouwen en kinderen werden vaak verkocht aan rijke families als huishoudhulp of bedienden. Mannen kwamen terecht op galeien of in steengroeves.
Voor velen was het een hel. Ze kenden de taal niet, het geloof niet, het klimaat niet. Sommigen pleegden zelfmoord. Anderen pasten zich aan en leerden Arabisch. Enkelen werden zelfs bekeerd tot de islam, al dan niet onder dwang.
Een van de bekendste gevangenen was de IJslandse dominee Ólafur Egilsson. Hij werd samen met zijn gezin meegenomen, maar mocht later terugkeren om losgeld op te halen. Zijn memoires, geschreven in het Deens en IJslands, vormen een van de belangrijkste bronnen over de overval. Hij beschrijft de chaos, de wanhoop en de cultuurshock met rauwe eerlijkheid.

Ólafur Egilsson’s boek over zijn ervaringen
Terugkeer en stilte
Slechts een klein aantal van de gevangenen keerde ooit terug naar IJsland. Sommigen werden vrijgekocht dankzij Deense inspanningen, anderen stierven in gevangenschap. Voor IJsland was de overval een nationaal trauma – een collectieve nachtmerrie waarin het eiland ineens kwetsbaar bleek voor krachten van buitenaf.
Toch verdween het verhaal geleidelijk uit de Europese geschiedschrijving. Slavernij werd vooral gezien als iets wat Europeanen anderen aandeden, niet andersom. Dat Afrikaanse moslims blanke Europeanen tot slaaf maakten, paste niet in het dominante narratief.
Maar in IJsland leeft het verhaal voort. Tot vandaag worden herdenkingen gehouden op de Westmaneilanden, en boeken over de Tyrkjaránið zijn er onderdeel van het nationale erfgoed.
